Op basis van de drie ontwerpprincipes hebben we na een gezamenlijke analyse en uitwerking de volgende ruimtelijke doelen geformuleerd:
Binnen de bebouwde omgeving benutten we kansen, we stimuleren zon-op-dak, kleinschalige opwek en lokale opslag. Dit vraagt om integratie in het stedenbouwkundig ontwerp bij verstedelijkingsopgaven en een goede inpassing in bestaand bebouwd gebied. Voor meervoudig ruimtegebruik en de koppeling van vraag en aanbod liggen in de bebouwde omgeving grote kansen. Door verder in te zetten op besparing en het vergroten van de opwekmogelijkheden, is er op de lange termijn minder ruimte nodig in het landelijk gebied.
Het opwekken van energie op en nabij industrie- en bedrijventerreinen, biedt kansen. We zien kansen in het beter benutten van ruimte door het koppelen van de stedelijke dynamiek aan energieprojecten. Gemeenten betrekken dit in het aanwijzen van de zoekgebieden en in gesprekken met initiatiefnemers over mogelijke projectlocaties.
We koppelen zoveel mogelijk gebiedsspecifieke ontwikkelingen aan de energieopgave. Het gaat daarbij bijvoorbeeld over klimaattransitie (als veenweide, verdroging, etc.), natuuropgave (bossenstrategie, biodiversiteit), landbouwontwikkeling (kavelruil, kringlooplandbouw) en verstedelijkingsopgaven.
Per gebied verschillen deze opgaven en vragen om gebiedsspecifieke uitwerking. De energieopgave zelf kan ook aanleiding vormen om andere kansen in een gebied tot ontwikkeling te brengen en verder vorm te geven. Dit doen we in samenhang met de omgevingsvisies (nationaal, provinciaal, gemeentelijk en waterschap).
Door het uitwerken van meekoppelkansen gelijk te doen met het uitwerken van de energieopgave, kan dit de leefbaarheid versterken en maatschappelijke weerstand doen verminderen. Verschillende voorbeelden van de koppelingen tussen energieopwekking en andere gebiedskansen zijn opgenomen in het inspiratiedocument ruimtelijke kwaliteit. De kansen worden op gebiedsniveau gedefinieerd en uitgewerkt per zoekgebied in de RES 2.0.
Energieprojecten kunnen nadelig uitpakken voor ecologie en biodiversiteit. Het is echter goed mogelijk om deze negatieve effecten met een goed ontwerp op te vangen. Zonneparken kunnen we ruimtelijk zo inrichten dat met het afwisselen van panelen met kruidenrijke stroken, juist een verrijking voor de biodiversiteit vormen. Een ander voorbeeld: de ontwikkeling van een windbos (waar turbines in nieuw bos staan) biedt kansen voor toenemende biodiversiteit en voor vastlegging van CO2.
Het koppelen van de energieopgave in of langs de hoofdinfrastructuur versterkt de ruimtelijke kwaliteit op regionaal niveau. Het doel is om samen tot een ontwerp te komen dat eenduidigheid uitstraalt vanuit de weg én vanuit het landschap.
Daarbij is het noodzakelijk om grensontkennend (ook buiten de RES-regio) te werken. Een goed voorbeeld is de toepassing van windenergie langs de A28. In West-Overijssel liggen kansen om dit verder te benutten. De kansrijke projecten worden vastgelegd in de RES 2.0. Daarbij vindt er bovenregionale afstemming plaats. Hierbij houden we rekening met lokale keuzes en kenmerken.
Ons uitgangspunt is om waardevolle gebieden (Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden en Natuurnetwerk Nederland) zoveel mogelijk te ontzien van energieprojecten.
De mogelijkheden in deze gebieden en in de invloeds- 6. Ruimtelijke kwaliteit Energieopwekking een bedreiging én kans voor biodiversiteit Energieprojecten kunnen nadelig uitpakken voor ecologie en biodiversiteit. Het is echter goed mogelijk om deze negatieve effecten met een goed ontwerp op te vangen. Zonneparken kunnen we ruimtelijk zo inrichten dat met het afwisselen van panelen met kruidenrijke stroken, juist een verrijking voor de biodiversiteit vormen. Een ander voorbeeld: de ontwikkeling van een windbos (waar turbines in nieuw bos staan) biedt kansen voor toenemende biodiversiteit en voor vastlegging van CO2. sfeer ervan onderzoeken we (sub)regionaal en werken we uit in de RES 2.0. Hiervoor organiseren we een (sub)regionaal gesprek over gedeelde waarden; wat zijn de waarden per gebied en hoe definiëren we de invloedssfeer van deze gebieden. Welke ontwikkelingen, in schaal, type en vorm zijn passend en hoe kunnen we dit (sub)regionaal verder vormgeven?
Clustering betekent dat we een belangrijk deel van de opgave voor wind in een beperkt aantal gebieden realiseren. Hiermee voorkomen we versnippering van de opgave en behouden we diversiteit tussen landschappen. Clustering leidt bovendien tot lagere maatschappelijke kosten. De wijze waarop en de mate waarin energieprojecten worden geclusterd gaan we op subregionaal niveau verder vormgeven. Een voorbeeld van een subregionale samenwerking is de samenwerking tussen Zwolle, Dalfsen, Zwartewaterland, Staphorst en de provincie. Hier is gestart met verkenningen tot het ontwikkelen van geclusterde projecten.
In de energieclusters ontstaan kansen voor combinaties van verschillende vormen van opwek en opslag. De kansen hiertoe verschillen per gebied. Clustering vraagt om zorgvuldige gebiedsprocessen, waarbij we investeren in de meekoppelkansen:
In het kader van Nieuwe Energie Overijssel is geld beschikbaar gesteld voor de ondersteuning van de ontwikkeling van energiegebieden. Clustering van energieopwekking, -opslag en -benutting kan ruimtelijke, infrastructurele en economische voordelen bieden. We verkennen deze mogelijkheden in subregionaal verband.
Deze website maakt gebruik van cookies. Lees meer over cookies in onze cookieverklaring.
Deze cookies verzamelen nooit persoonsgegevens en zijn noodzakelijk voor het functioneren van de website.
Deze cookies verzamelen gegevens zodat we inzicht krijgen in het gebruik en deze website verder kunnen verbeteren.
Deze cookies zijn van aanbieders van externe content op deze website. Denk aan film, marketing- en/of tracking cookies.