Achtergronden bij de ontwerpprincipes
Efficiënt koppelen van vraag en aanbod
Dit principe komt voort uit het voorkomen van het afwentelen van negatieve effecten. Ingrepen in een gebied mogen niet leiden tot negatieve effecten op andere gebieden. Dit leidt ertoe dat daar waar energie gevraagd wordt, deze ook wordt opgewekt. Het ruimtelijk combineren van opwek, opslag en afzet maakt een efficiënt en compact distributie- en infrastructuurnetwerk van energie mogelijk. We onderzoeken in welke gebieden dat kansrijk is. Daarbij houden we rekening met de verstedelijkingsopgave van wonen en bedrijvigheid.
Het combineren van opgaven en meervoudig ruimtegebruik
Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt bij iedere ruimtelijke opgave. Waar mogelijk kiezen we voor meervoudig ruimtegebruik. Hieronder verstaan we bijvoorbeeld: zonnepanelen op daken, parkeerplaatsen of op waterberging en windmolens langs infrastructuur. Dit betekent dat meervoudig ruimtegebruik voorgaat op enkelvoudig ruimtegebruik. In de provinciale omgevingsverordening is dit principe voor zonprojecten vertaald in de zonneladder.
Naast het meervoudige ruimtegebruik zoeken we naar koppelingen met andere opgaven. We gebruiken de energieopwekking als hefboom voor andere opgaven zoals extensivering van de landbouw, klimaatadaptatie en natuurontwikkeling, waarbij ook biodiversiteit bevorderd wordt. Met de opbrengsten van wind- en zonneprojecten kunnen we maatschappelijke voorzieningen betalen en in stand houden. Op deze manier kan de energieopgave bijdragen aan de leefbaarheid.
Aansluiten bij gebiedsspecifieke kenmerken
De identiteit en kenmerken van een gebied staan centraal bij ruimtelijke opgaven. ‘Bij de inpassing van nieuwe functies moeten we rekening houden met de kwaliteit van bodem, water, lucht, cultureel erfgoed en natuur. De aanwezige en door bewoners en gebruikers beleefde kwaliteiten en ontwikkelingsmogelijkheden zijn overal anders. Dit moet doorwerken in de aanpak van opgaven in ieder specifiek gebied’ (Nationale Omgevingsvisie). De energieopgave moet aansluiten bij de kenmerken van een gebied. Het gaat daarbij om landschapstypologie, leefbaarheid, belevingswaarde, natuurontwikkeling, erfgoed en milieu.